Hier thuis hebben we alles,
genoeg, bijna te veel.
Ik eet en drink, kies kleren, kijk teevee, ik zwem en speel.
Al lijk ik in m'n eentje, steeds loopt ze met me mee:
mijn zus achter de bergen, mijn zus voorbij de zee.
Dicht, heel dicht, zo heel dichtbij, is mijn zus zo ver van mij.
Dicht, heel dicht, zo heel dichtbij, is mijn zus zo ver van mij.
Ze heeft een jurk van pluisjes, ze heeft een huis van blik.
Ik praat tegen haar foto. Zij zwaait: dag, hier ben ik!
Haar school een dak van blaren, haar bank een mar van riet.
Nooit boekentassen zeulen, want boeken zijn er niet.
Dicht, heel dicht, zo heel dichtbij, is mijn zus zo ver van mij.
Dicht, heel dicht, zo heel dichtbij, is mijn zus zo ver van mij.
Maar later wordt ze dokter, dat is ze vast van plan.
Mijn leuk adoptiezusje, mijn knappe Nibian.
Ooit ga ik haar bezoeken of komt ze liever hier?
Dan is ze echt mijn zusje, geen zusje van papier.
Dicht, heel dicht, zo heel dichtbij, is mijn
zus zo ver van mij.
Dicht, heel dicht, zo heel dichtbij, is mijn zus zo ver van mij.
Dicht, heel dicht, zo heel dichtbij, is mijn zus zo ver van mij.
Dicht, heel dicht, zo heel dichtbij, is mijn zus zo ver van mij. |